Pagina's

vrijdag 22 februari 2013

Ondersteboven

Pinguins zijn lieve dieren.
Lopen op het ijs met gemak.
Ze zullen je nooit klieren,
in hun zwart-witte pak.
Die vrolijke waggelaars,
houden van een feestje vieren.
Ze doen nooit wat naars.
Pinguins zijn lieve dieren.
Tot je door hebt dat dit gedicht je in de maling neemt.
Ik kan het gewoon niet laten.
zodat je denkt ‘hè wat vreemd!’
Want ik ga ineens anders praten
Maar ik bedien je niet op je wenken.
voordat je het ziet
Je moet alleen eerst even denken
Het is echt zo lastig nog niet.
geloof me maar.
maar dan ga je het herkennen,
Je denkt eerst ‘wat is dit raar’,
maar je moet er even aan wennen.
Dat leest eerst misschien wat maf,
en ik stapel de zinnen.
Het begin sluiten we mee af
Soms is het leuker onderaan te beginnen.

woensdag 20 februari 2013

Levenslang Gekraak

Kraak kraak,
gaat het bed op en neer.
Kraak kraak,
een liefdevol stel gaat tekeer.
Kraak kraak.
Er is een nieuw leven in de maak.
Een nieuw klein wonder.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
schommelt het wiegje thuis.
Kraak kraak,
eindelijk uit het ziekenhuis.
Kraak kraak.
Terwijl mama uitrust waak
ik over papa en papa over mij.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
kun je de houten vloer horen.
Kraak kraak,
mijn eerste stapjes naar voren.
Kraak kraak.
Stappen zetten doe ik vast nog vaak
nu ik door het leven begin te lopen.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
zucht mijn oude bureautje.
Kraak kraak.
Stapels boeken en papier; een zootje.
Kraak kraak.
Weer te laat begonnen met een taak.
Weer stressen of ik mijn diploma wel haal.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
opent langzaam de deur.
Kraak kraak,
kijk ik naar het lege interieur.
Kraak kraak.
Het was een uitgemaakte zaak
toen ik het te koop zag. Mijn eerste huis!
Kraak kraak.

Kraak kraak,
zegt de versleten barkruk.
Kraak kraak,
vanavond krijg ik geluk.
Kraak kraak.
Bij het eerste oogcontact was het raak.
Zo ontmoette ik mijn vrouw.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
kreunt de oude schommelstoel.
Kraak kraak,
precies zoals ik me voel.
Kraak kraak.
Zolang ik niet dood raak
hoor je de stoel schommelen.
Kraak kraak.

Kraak kraak,
de laatste eer die de doodskist sprak.
Kraak kraak,
als ik de grond in zak.
Kraak kraak.
De kist die zorgt dat ik volmaak
de krakende cyclus van het leven.
Kraak kraak.

woensdag 13 februari 2013

Een Hoop

Een hoop ellende.
Een hoop verwijt.
Een hoop bende.
Een hoop spijt.
Een hoop ongeduld.
Een hoop pijn.
Een hoop schuld.
Een hoop verdrietig zijn.

Een hoop gebreken.
Een hoop gesleur.
Een hoop preken.
Een hoop gezeur.
Een hoop gezucht.
Een hoop bedrog.
Een hoop ontvlucht.
Een hoop 'als nog.'

Een hoop gefluister.
Een hoop discriminatie.
Een hoop duister.
Een hoop frustratie.
Een hoop argwanen.
Een hoop kwijt.
Een hoop tranen.
Een hoop te weinig tijd.

Geen zorgen:
Je probleem nog zo groot
is geen enkele reden tot nood.
Want zo lang er hoop voor blijft staan
kan je uiteindelijk elk probleem wel aan!

maandag 11 februari 2013

Ik Ben Een Boefje

Ik ben de onschuld
die ondeugd heet.
Die overal onderuit lult
en alles weet.
Anderen doe ik pijn
of een groot plezier.
Soms voor je welzijn
soms is het geklier.

Ik ben er één
zo'n geniepig boefje.
Voor elk probleem
heb ik een foefje.

Ik houd mijn vrienden te vijand
mijn vijanden te vriend.
Ik zet je zo aan de kant.
Ik ben niet helderziend
maar ook niet blind.
Ik zie wie ik kan vertrouwen.
Wie met me meeklimt
als we samen iets opbouwen.

Ik ben er één
zo'n geniepig boefje.
Voor elk probleem
heb ik een foefje.

Overal heb ik een truukje op.
Weet wanneer ik doorga.
Weet wanneer ik stop.
Ik zorg dat ik niet doorsla.
Altijd mijn hoofd koel
als ik mensen aftroef.
Wat ik eigenlijk bedoel
is: Ik ben een boef

dinsdag 5 februari 2013

Pot Met Goud

De regen stopt ermee
en de zon staat hoog.
Na een tel of twee
verschijnt een regenboog.
De klopjacht begint weer.
Jong en oud
zoeken nog een keer
naar de pot met goud.

Een grote volle pot met goud.
Het enige waar men van houd.
De rijkdom wordt geprezen.
Het kaboutertje moet gaan vrezen.

We zoeken allemaal het begin
om bij het eind te komen.
Maar het heeft geen zin,
want het blijven dromen.
Als je het begin niet ziet,
al zijn je dromen nog zo stout,
dan vind je hem niet
die ene pot met goud.

Een grote volle pot met goud.
Het enige waar men van houd.
De rijkdom wordt geprezen.
Het kaboutertje moet gaan vrezen.

We hebben allemaal de obsessie
om de pot met goud te claimen.
Hebzucht, haat, depressie
en allerlei andere problemen
die wij veroorzaken.
Iedereen maakt zo zijn fout
als we steeds meer zoek raken
naar de pot met goud.

Een grote volle pot met goud.
Het enige waar men van houd.
De rijkdom, die niet is te vinden, wordt geprezen.
Kaboutertje, waarom zou hij nog vrezen?

maandag 4 februari 2013

Parkeergarage

In een parkeergarage
onder de grond.
Doorloop ik iedere etage
op zoek naar waar mijn auto stond.

Was het niet op deze plek
waar ik hem had geparkeerd?
Word ik nu gek
of loop ik weer verkeerd?

Ik volg de pijlen.
En daar achter die pilaar,
ik loop al mijlen,
eindelijk hij staat daar.
Maar dan blijkt het bedrog.
Want met veel verdriet
zie ik het toch,
mijn auto staat daar niet.

Ik blijf maar zoeken
naar dat vervloekte ding
in alle mogelijke hoeken.
Misschien een andere verdieping?

Ik zoek en ik zoek
maar wat een pech.
Hij staat in geen enkele hoek
en ik kan niet zonder auto weg.

Het zweet druipt in m’n nek.
De parkeergarage is verlaten.
Deze verdoemde plek
ga ik steeds meer haten.
Want de parkeergarage is mijn hart
en de auto is de waarheid.
Ik wist al vanaf de start,
dat mijn auto is kwijt.